Een van de oudste samenwerkingspartners van NIBHV is het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Een logische partner, want NIBHV heeft zijn wortels in de historie van het instituut. Beide organisaties hebben als doel de veiligheid in de samenleving te bevorderen; het IFV aan de publieke kant en NIBHV in het bedrijfsleven. De raakvlakken tussen de kennisorganisaties zijn groot, zien NIBHV-directeur Koos Pulleman en René Hagen, lector brandpreventie aan het IFV.
“NIBHV is een belangrijke voorpost voor maatschappelijke veiligheid”, stelt René Hagen. “Onderschat de toegevoegde waarde en kracht van bedrijfshulpverleners niet. Zij zijn de eerste hulpverleners ‘on the spot’ bij bedrijfsincidenten, terwijl de overheidshulpdiensten nog onderweg zijn. Bedrijfshulpverleners dragen in belangrijke mate bij aan beperking van letsel en schade. Vooral in instellingen met kwetsbare personen, zoals verpleeg- en verzorgingstehuizen. Maar ook in andere bedrijfscategorieën, bij kleine en grote incidenten. In de praktijk zie je vaak dat mensen slecht reageren op het signaal van een ontruimingsalarm en pas in beweging komen als ze aanwijzingen krijgen van bhv’ers. Mensen maken het verschil!”
Kennis delen
Om die reden vinden Pulleman en Hagen het belangrijk dat hun instituten zoveel mogelijk kennis en expertise delen en elkaar versterken op het grensvlak tussen bedrijfshulpverlening en de respons van de overheidshulpdiensten. Die kennisdeling vindt onder andere plaats via onderzoek en op het gebied van les- en leerstof. Zo is bijvoorbeeld het rapport ‘Visie op brandveiligheid’ van de brandweer in samenwerking tussen IFV en NIBHV vertaald naar de bedrijfshulpverlening. Het resultaat was het kennisdocument ‘Bewust omgaan met (brand)risico’s’. NIBHV heeft die kennis vervolgens vertaald in lesmateriaal voor bhv-opleidingen en nascholingen voor instructeurs.
Pulleman: “In dit kennisdocument wordt een koppeling gemaakt tussen de brandgrootte, brandeffecten in termen van hitte en rook en het handelingsperspectief voor de bhv. In hoeverre kun je als bhv’er bij een gebouwbrand nog een zinvolle rol spelen en waar ligt de grens voor deze eerstelijns hulpverleners? Bhv’ers met alleen een bhv-basiscursus dragen geen ademlucht, dus hun mogelijkheden om reddend op te treden in een situatie met rook en hitte zijn heel beperkt. Het is belangrijk dat bhv’ers hun beperkingen kennen en weten dat ze zich vooral moeten concentreren op het evacueren van mensen naar een veilige plek. Dáár kunnen ze verschil maken. En daarnaast uiteraard bij het opvangen, gidsen en informeren van de brandweer. Want bhv’ers kennen de relevante details van het bedrijf, de bedrijfsprocessen en zijn gebruikers en bewoners. Informatie die de overheidshulpverleners nodig hebben voor hun besluitvorming en inzet. In onze leerstof hanteren we dezelfde begrippen en uitgangspunten. Zo bevorderen we ook de samenwerking tussen bhv en brandweer; we spreken elkaars taal.”
Wegblijven van gevaren
Pulleman zegt in principe geen voorstander te zijn van het dragen van ademlucht door bhv’ers, omdat die extra bescherming hen ertoe zou kunnen bewegen onacceptabele risico’s te nemen. Onder voorwaarden en op beperkte schaal is het dragen van ademlucht in zijn ogen echter wel mogelijk; er zijn immers meerdere ‘smaken’ bedrijfshulpverlening. “Als bhv’ers alleen worden ingezet voor begidsing en ondersteuning van de brandweer op plaatsen waar specifieke bedrijfskennis vereist is, dan kan het. Mits zij goed zijn opgeleid en getraind en werken onder toezicht van de brandweer. First Responders bedrijfsnoodorganisatie met een duidelijk omschreven risicogericht takenpakket kunnen na training en certificering ook zelfstandig met ademlucht optreden. Maar ook voor deze categorie interne hulpverleners geldt dat hun inzet in beginsel risicomijdend moet zijn.”
Hagen beaamt dat bedrijfshulpverleners weg moeten blijven van gevaren waarvoor zij niet zijn getraind. Toch ziet hij dat bhv’ers zich soms in gevaarlijke situaties begeven. “We merken dat bhv’ers het emotioneel en ethisch heel moeilijk vinden om niet te handelen, terwijl ze weten dat er in een zwaar berookte ruimte mensen in gevaar zijn. Dat is een dilemma, maar slachtoffers onder bhv’ers moeten we echt niet willen. Daarom is het essentieel dat de brandweer en de bhv-wereld heldere afspraken met elkaar maken over afbakening van taken en samenwerking. Daarin spelen onze beide instituten een belangrijke verbindende rol.”
Onderzoek rookverspreiding
Om bij het thema omgaan met brandrisico’s te blijven: NIBHV keek aandachtig mee bij de praktijkexperimenten die het IFV in 2019 uitvoerde in Oudewater. Daar werd in een leegstaand voormalig woonzorggebouw een reeks binnenbranden onder reële condities gesimuleerd. Doel van de experimenten was te onderzoeken hoe snel de rook van een brand in één appartement zich verspreidt door de rest van het gebouw, op welk moment de situatie in andere ruimten ‘onleefbaar’ wordt, en welke invloed een ontruiming en de brandweerinzet hebben op die rookverspreiding (open deuren, ventilatie). De uitkomsten van het onderzoek waren onthutsend en ook de bedrijfshulpverleningswereld kan met die kennis zijn voordelen doen.
Hagen: “Tijdens die experimenten hebben we geleerd dat de rook, veroorzaakt door brandende schuimrubber vulmaterialen in één zitbank, zich veel sneller verspreidt dan verwacht. Al binnen enkele minuten kan ook in andere appartementen een onoverleefbare situatie ontstaan. Opmerkelijk daarbij is dat, ook als nog geen sterke rookontwikkeling zichtbaar is, er al gevaarlijk hoge concentraties koolmonoxide worden gemeten. Bij het openen van deuren tijdens een ontruiming en een brandweerinzet kan die rookverspreiding snel escaleren. Daardoor nemen de mogelijkheden om nog mensen uit veilige ruimten te redden snel af. Een van de conclusies die we na het onderzoek trekken, is dat alle vormen van brandpreventieve voorzieningen in woongebouwen weinig zin hebben als niets wordt gedaan aan de bron van de rookverspreiding. Meubels en vulmaterialen moeten intrinsiek brandveilig worden gemaakt, om snelle verspreiding en ophoping van giftige verbrandingsrook sterk te beperken. Gelukkig zijn er steeds meer fabrikanten van meubels en matrassen die produceren met brandveilige materialen. Als op termijn de inrichting van woningen, ziekenhuizen en verpleeghuizen verandert en die zeer ontvlambare kunststoffen uit woon- en slaapkamers verdwijnen, krijgen we andere brandscenario’s. Dan heeft de brandweer een veel beter handelingsperspectief. En bedrijfshulpverleners ook.”
Samen verder
Pulleman onderschrijft het belang van het delen van kennis uit onderzoek en praktijk, om het optreden van bedrijfshulpverleners veiliger te maken en hun ondersteunende rol aan de overheidshulpverlening te bevorderen. Maar wat kunnen NIBHV en het IFV samen nog meer doen? Pulleman ziet vooral mogelijkheden voor praktijkgericht onderzoek op het raakvlak van bedrijfs- en overheidshulpverlening. “Hoe kan de effectiviteit van het optreden van bhv’ers in de eerste minuten van een incident verder worden verbeterd? Hoe kunnen we een incident zo goed mogelijk overdragen aan brandweer en ambulancedienst en hoe kunnen we deze diensten optimaal ondersteunen? Interessant is bijvoorbeeld ook om verder te onderzoeken hoe de bhv lessen kan trekken uit de resultaten van de experimenten die het IFV uitvoerde in Oudewater. Wat zijn de handelingsperspectieven voor de bhv als het gaat om het risico op koolmonoxide en de (snelle) rookverspreiding bij het openen van deuren?”
Hagen ziet bredere raakvlakken op het gebied van brandveiligheid en het verbeteren van de weerbaarheid van de maatschappij. Hij wijst op de snel toenemende vergrijzing in de samenleving en op het feit dat kwetsbare en minder mobiele ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen. “Die mensen lopen extra risico’s bij brand en andere noodsituaties, omdat zij zichzelf niet of moeilijk in veiligheid kunnen brengen. Omdat individuele en collectieve woonvormen voor senioren geen bhv-verplichting hebben, moeten zij wachten op de brandweer. Maar als die arriveert, hoe snel ook, is het kwaad soms al geschied. De afgelopen jaren zijn er in heel Nederland tientallen branden geweest in woongebouwen, waarbij massale ontruimingen nodig waren en ook slachtoffers zijn gevallen. Ik denk dat bhv’ers in hun eigen woonomgeving een wezenlijke rol kunnen spelen bij ontruiming en opvang in dergelijke situaties. En ook bij het verbeteren van de preventieve brandveiligheid in hun woonomgeving. Ze hebben de kennis en hebben de motivatie om te zorgen voor de veiligheid van anderen. Laat ze die kennis en passie vanuit hun bedrijven meenemen naar hun eigen buurt en wijk. Daar zouden de brandweer en de bhv-wereld eens dieper over kunnen nadenken.”
Pulleman bevestigt dat het bijdragen aan algemene maatschappelijke veiligheid een interessante gedachte is en dat hij openstaat voor de verkenning van mogelijkheden op dit gebied: “Tenslotte zijn er landelijk zo’n 500.000 bedrijfshulpverleners actief, waarvan circa 300.000 onder de vlag van NIBHV. Hoe we het meer structureel inzetten van die kennis en menskracht kunnen organiseren, is de volgende vraag. De moeite van het onderzoeken waard.” RJ//
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in Veiligheid 84, eerste kwartaal 2021