Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Risicogestuurde brandveiligheid in de zorg: een ‘must’

De zorg heeft heel wat issues op haar bordje: grote zorgvraag, weinig financiële armslag, personeelsgebrek, wachtlijsten… Logisch dat brandveiligheid in zorginstellingen er beleidsmatig soms bij in schiet. Het programma ‘De zorg brandveilig’ van de Brancheorganisaties Zorg (BoZ) wil, samen met het NIPV en Brandweer Nederland, zorginstellingen faciliteren en ondersteunen. Want knelpunten in brandveiligheid kunnen in de branche ernstige gevolgen hebben.

Het programma ‘De zorg brandveilig’ ging circa tien jaar geleden van start. Aanleiding was het evaluatierapport van de fatale brand in GGZ-instelling Rivierduinen in Oegstgeest in 2011. Drie bewoners kwamen om het leven. Het incident was voor alle Nederlandse zorginstellingen een eyeopener: gebouwen die aan de wettelijke brandveiligheidseisen voldoen zijn niet automatisch écht brandveilig.

Het programma van de landelijke branchekoepel BoZ ondersteunde zorgorganisaties bij het opstellen van plannen voor risicogestuurde brandveiligheid door kennisdeling. Het programma werd ondersteund door het ministerie van VWS. Brandweer Nederland was via de stuurgroep betrokken. Doel van het programma: risicoreductie door preventie en het voorkomen van slachtoffers bij brand.

In 2020 werd Carolien de Vries programmamanager. Zij zet zich samen met collega Peter Schut in voor het blijvend stimuleren van brandveiligheid in de zorg. Hoewel de ondersteuning door het ministerie van VWS is gestopt, vindt BoZ het belangrijk het programma voort te zetten.

Gebrek aan menskracht en geld

“Het waarborgen van de brandveiligheid in zorginstellingen is een belangrijke verantwoordelijkheid voor de directies en raden van bestuur”, stelt De Vries. “Maar zorginstellingen hebben soms moeite om die verantwoordelijkheid beleidsmatig goed in te vullen. Met voldoende menskracht en geld zijn brandveiligheidsknelpunten op te lossen, maar aan beide is in de zorg een groot gebrek.”

Wisselend brandveiligheidsniveau

De Vries vindt het essentieel dat zorgbestuurders goed op het netvlies hebben wat zij moeten en kúnnen doen om brandrisico’s in hun gebouwen te beheersen en doeltreffende maatregelen te nemen voor ontvluchting en ontruiming. Zij ziet in de praktijk dat het brandveiligheidsniveau in zorginstellingen wisselend is.

“Lang was de perceptie bij veel verantwoordelijken in de zorg dat als een gebouw aan de wettelijke brandveiligheidseisen voldoet, de veiligheid voldoende is gewaarborgd. Dat is een grote misvatting, zoals ook pijnlijk duidelijk werd bij de brand in Rivierduinen. De wet gaat er bijvoorbeeld vanuit dat alle mensen 30 seconden met ingehouden adem en een snelheid van 1 meter per seconde door een ruimte met rook kunnen lopen om een vluchtweg te bereiken. In de zorg draait het vrijwel altijd om kwetsbare patiënten en cliënten die in meer of mindere mate verminderd zelfredzaam zijn. Die hebben veel meer tijd nodig voor ontvluchting, of kunnen überhaupt niet zelfstandig wegkomen. Een robuuste, goed getrainde en parate bhv-organisatie, kan dan het verschil maken. Maar op sommige momenten, vooral ’s nachts, is de personele bezetting minimaal en kunnen zorgpersoneel en bedrijfshulpverleners weinig uitrichten als in korte tijd een hele afdeling met minder mobiele en kwetsbare personen moet worden ontruimd.”

Verantwoordelijkheid primair bij zorginstelling

De Vries benadrukt dat zorginstellingen ook niet kunnen ‘leunen’ op de gedachte dat bij een brandmelding de brandweer wel snel ter plaatse zal zijn en de ontruiming en redding voor haar rekening neemt. “De verantwoordelijkheid voor de kwetsbare patiënten- en cliëntenpopulaties ligt primair echt bij de zorginstelling. Zij moeten op basis van een grondige risicoanalyse een goed onderbouwd brandveiligheidsplan opstellen en uitvoeren. Een plan met balans in bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen. Zo moeten beginnende branden snel beheerst worden, de effecten worden beperkt en gevaren voor cliënten en medewerkers worden geminimaliseerd. Het vereist van de verantwoordelijke besturen durf en daadkracht om knopen door te hakken en uit te spreken welke risico’s zij willen accepteren en welke niet. En met welke afgewogen set maatregelen zij goed invulling kunnen geven aan hun verantwoordelijkheid en zorgplicht.”

Risicogestuurd brandveiligheidsplan

In tien jaar tijd is er volgens De Vries veel gebeurd: “Met het programma als aanjager en stimulator zijn veel zorginstellingen aan de slag gegaan met verbeterplannen voor brandveiligheid. Er zijn bewustwordingscampagnes en workshops georganiseerd en kennisdocumenten gepubliceerd, die zorginstellingen handvatten bieden om hun brandveiligheidsbeleid planmatig in te vullen. Ook zijn tools ontwikkeld die verantwoordelijke managers en bestuurders inzicht geven in brandveiligheidsrisico’s en in concrete maatregelen voor brandbeheersing en effectieve ontruiming.”

Een belangrijk instrument dat onder de vlag van het programma is ontwikkeld is ‘Brandwijzer’. Een tool waarmee instellingen zelf een risicogestuurd brandveiligheidsplan kunnen opstellen. Brandwijzer kijkt bijvoorbeeld naar het type gebouw, oud of nieuw, hoogbouw of laagbouw, en naar de categorie bewoners of cliënten en het type zorg. De Vries: “Die factoren bepalen hoeveel hulp mensen nodig hebben bij ontruiming en ontvluchting, hoeveel tijd je nodig hebt om een afdeling of een heel gebouw te ontruimen en welk type bhv-organisatie daarvoor nodig is. Brandwijzer helpt antwoord te geven op de vraag in hoeverre de ontruimingsopgave realistisch is.”

Maatwerk

De Vries stelt vast dat de zorg een verre van homogene bedrijfstak is. Er is grote variatie in zorg, gebouwtypen en bewoners- en patiëntenpopulaties. Daarom volstaat één standaard set maatregelen voor het afdekken van alle brandveiligheidsrisico’s niet. Risicogestuurde brandveiligheid is maatwerk, afgestemd op locatie, zorgtype, bewonerspopulatie en gedrag.

Carolien de Vries
Carolien de Vries: “Door de grote diversiteit in zorginstellingen volstaat één set standaardmaatregelen voor brandveiligheid niet.”

“De bio-maatregelenmix van bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandveiligheid, moet op die optelsom van factoren zijn afgestemd. Dat wil zeggen: goede preventieve voorzieningen die de verspreiding van rook en vuur remmen, snelle detectie van een beginnende brand en een goed getrainde bhv-organisatie.”

Balans is cruciaal

“Balans in maatregelen is cruciaal”, vervolgt De Vries. “Het een kan niet zonder het ander. Snelle en veilige ontruiming is alleen mogelijk als het gebouw dat qua inrichting en brand- en rookwerende voorzieningen ondersteunt. Andersom mag een sterkere bhv-organisatie nooit worden beschouwd als alternatief voor onvoldoende bouwkundige brandveiligheidsvoorzieningen. Een sterke, getrainde en parate bhv-organisatie heeft geen zin als je niets doet aan de bouwkundige brandrisico’s aan de voorkant. Dat inzicht krijgen zorginstellingen door hun locaties met behulp van tools als Brandwijzer kritisch onder het vergrootglas te leggen.”

Verbinden

De Vries kreeg de mogelijkheid om in 2020 het programma ‘De zorg brandveilig’ met BoZ voort te zetten, om de bereikte resultaten te borgen en daarop verder te bouwen. “Vooral het borgen en ontsluiten van de opgebouwde kennis, documentatie en tools is belangrijk, zodat zorginstellingen daarvan gebruik kunnen blijven maken. De zorg kent een groot verloop in personeel, waardoor in de loop der jaren mensen met kennis en ervaring de organisaties verlaten. Ook nieuw instromende managers die verantwoordelijkheid dragen voor brandveiligheid in hun instellingen kunnen nu gebruik maken van de eerder opgebouwde kennis en expertise. Zelf brandveiligheidsprojecten uitvoeren doet het programma overigens niet. Daarvoor moeten instellingen zelf een brandveiligheidsadviseur inhuren. Onze rol is bewustwording, kennisborging en -deling en het verbinden van partijen met expertise.”

‘Stay in place’

De bij het programma aangesloten zorginstellingen zijn zeer divers van karakter. Van grote academische ziekenhuizen en grote ggz-organisaties met tientallen gebouwen tot kleinschalige woonzorglocaties met enkele bewoners. Elk van die zorglocaties heeft zijn eigen risicoprofiel qua gebouw, bewonersgroep en mate van zelfredzaamheid. In de afgelopen twee coronajaren vond kennisdeling vooral plaats via online workshops. Eerder werden ook grotere regionale en landelijke kennisbijeenkomsten gehouden. De Vries wil dit jaar in ieder geval nog één bijeenkomst organiseren rond een thema dat veel zorginstellingen blijkt bezig te houden.

“De afgelopen jaren is er in de brandveiligheidswereld veel discussie over het zogenoemde ‘stay in place-principe’. Een concept waarbij in geval van brand niet het hele gebouw hoeft te worden ontruimd, omdat er voldoende waarborgen zijn voor het voorkomen van verspreiding van vuur en rook, waardoor mensen veilig in hun eigen ruimte kunnen blijven. We krijgen vanuit zorginstellingen heel veel vragen over dit concept. Zorginstellingen blijken het een interessante optie te vinden, omdat hun idee is dat ze dan een minder zware bhv-organisatie voor ontruiming nodig hebben. Maar die aanname gaat niet zonder meer op. Want om het stay in place-concept te kunnen toepassen, is bouwtechnisch, installatietechnisch en organisatorisch een hoog niveau van brandveiligheid nodig. Er moet absolute garantie zijn dat de personen die in het gebouw blijven daar veilig kunnen blijven gedurende de hele brandduur. Daar is het gebouw nu vaak niet op ingericht en aanpassing vraagt forse investeringen in bouwkundige en installatietechnische rookwerendheid.”

Concept waaraan risico’s kleven

Het concept moet ook passen bij de patiënten- of cliëntenpopulatie, legt De Vries aanvullend uit. “Tot dusver is de standaardmaatregel bij brand ontvluchten en ontruimen. Bij ‘stay in place’ moet je erop kunnen vertrouwen dat mensen die nog mobiel en zelfredzaam zijn ook daadwerkelijk in hun kamer blijven en in een natuurlijke drang tot vluchten niet alsnog door het gebouw gaan lopen. Op dit moment lijkt ‘stay in place’ alleen een optie te zijn voor doelgroepen die niet zelfredzaam zijn. Afhankelijk van gebouw- en bewonerskenmerken moet heel zorgvuldig worden onderzocht of ‘stay in place’ een serieuze en uitvoerbare optie is. Het is een concept waar ook risico’s aan kleven en waar je niet te lichtzinnig over moet denken. Dit actuele thema willen we daarom als programma nog eens goed voor het voetlicht brengen. De komende maanden wordt hard gewerkt aan een whitepaper waarin zorginstellingen meer informatie kunnen vinden. Na publicatie zullen we hier ook een bijeenkomst over organiseren.” RJ//

the Kick-ass Multipurpose WordPress Theme

© 2024 Kicker. All Rights Reserved.