Er zijn in Nederland zo’n 120.000 mensen met epilepsie, een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen. Veel mensen zijn onbekend met deze aandoening en weten niet wat ze moeten doen als iemand een aanval krijgt, bijvoorbeeld op het werk.
Wat is epilepsie?
Iedereen kan op elk willekeurig moment een epileptische aanval krijgen. In veel van deze gevallen blijft het bij een enkele aanval. Er is dan over het algemeen nog geen sprake van de diagnose epilepsie. Pas wanneer iemand twee of meer aanvallen krijgt, spreken we van epilepsie.
Epilepsie kan sterk verschillen van persoon tot persoon. Niet alleen zijn er meerdere typen aanvallen, ook de manier waarop een aanval uitgelokt wordt verschilt per persoon. Niet bij iedereen zijn die uitlokkende factoren concreet aan te wijzen, maar sommige mensen weten dat ze na of onder bepaalde omstandigheden meer kans hebben een aanval te krijgen. Vaak worden lichtflitsen in verband gebracht met epilepsie, bij veel mensen met epilepsie spelen lichtflitsen echter geen rol. Bovendien zijn lichtflitsen maar één van de factoren die een aanval kunnen uitlokken. Stress kan bijvoorbeeld ook een factor zijn, of vermoeidheid. Maar in veel gevallen komt een aanval opzetten zonder waarschuwing, zonder aanleiding, en waarschijnlijk ook zonder concrete uitlokkende factor. Vanwege deze onvoorspelbaarheid komt er veel onzekerheid bij de aandoening kijken.
Veel mensen denken bij epilepsie aan de ‘grote aanval’: de tonisch-clonische aanval, ook wel insult genoemd, waarbij iemand valt, soms schuim op de mond krijgt en stuiptrekkingen heeft. Voor veel mensen is dit een beangstigend beeld. Daarom houden mensen met epilepsie soms liever voor zich dat ze de aandoening hebben. Aangezien epileptische aanvallen in de meeste gevallen met medicatie te onderdrukken zijn, valt de epilepsie lang niet altijd op. Naast het bekende grote insult bestaan er nog veel andere aanvallen. Deze zijn voor veel mensen lastiger te herkennen. Bovendien weten mensen – bij welke aanval dan ook – niet altijd wat ze moeten doen of laten.
Eerste hulp: wat zijn aandachtspunten?
Soms kan iemand tijdens een aanval gaan lopen en kijkt hij/zij door het verstoorde bewustzijn niet (goed) uit. Er moet dan met zachte hand voorkomen worden dat de persoon in kwestie bijvoorbeeld een drukke straat oversteekt. De omgeving kan verder niets doen.
Bij aanvallen met bewusteloosheid, schokken of bij andere bewegingen die bijvoorbeeld bij een insult kunnen voorkomen, kan iemand zich verwonden. Het is dan belangrijk ruimte te maken in de omgeving om te voorkomen dat iemand zich bezeert. In de eerste fase van de aanval (de tonische fase) spannen de kaakspieren zich plotseling aan. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand op de tong bijt. Dit wordt een tongbeet genoemd. Het voorkomen van de tongbeet is in principe niet mogelijk. De kaken zijn zo sterk op elkaar geklemd, dat het niet lukt om nog iets tussen de kiezen te krijgen. Harde voorwerpen zijn gevaarlijk, omdat hierdoor gemakkelijk kiezen of tanden kunnen breken. De wonden aan de tong die door de tongbeet ontstaan, zijn enkele dagen pijnlijk, maar genezen meestal snel. Na een tonisch-clonische aanval komt de ademhaling snel weer op gang en is de ademhaling meestal diep en rochelend door extra speeksel. Tijdens de aanval is het niet mogelijk om de persoon in stabiele zijligging te leggen. Na de aanval moet iemand wel in stabiele zijlegging worden gebracht. Dit om te voorkomen dat er speeksel in de luchtpijp komt. Onmiddellijk na de aanval is de persoon vaak nog niet in staat om te hoesten, pas enkele minuten na de aanval komen dergelijke reacties weer terug.
Hoe te handelen bij een aanval?
Wanneer een aanval langer duurt dan vijf minuten, dan is het nodig om medicatie te geven die de aanval stopt. Als er geen medicatie is om de aanval te stoppen, dient na vijf minuten altijd een ambulance gebeld te worden.
Recent Posts
Bij sommige mensen volgen er na een aanval nog een of meerdere aanvallen. Ook kan dan de ene aanval overgaan in de andere. Dit wordt een status epilepticus genoemd. Als iemand niet zelf uit de aanval komt, of de ene aanval gaat over in de andere, dan moet speciale medicatie worden toegediend. Het medicijn dat vaak gebruikt wordt om de aanval(len) te stoppen (couperen), is een rectiole met valium (Stesolid®), een tubetje met een vloeibaar medicijn dat via de anus kan worden toegediend. Tegenwoordig wordt ook vaak neusspray toegediend om de aanval te stoppen of druppeltjes, die worden in de wangzak toegediend. De behandelend arts moet het middel hebben voorgeschreven. Iemand in de omgeving mag dergelijke medicatie toedienen, mits hij/zij de juiste instructies heeft gekregen. Het effect van de aanvalsonderbrekende medicatie zal meestal na enkele minuten optreden. Het heeft geen zin om te proberen de persoon door aanspreken uit de aanval te halen. Hij of zij hoort, ziet en voelt immers niets; de normale reacties op prikkels van buiten zijn tijdelijk uitgevallen.
Epilepsie en werk: wat vraagt dat van de werkomgeving?
De meeste mensen met epilepsie kunnen blijven werken. Voor mensen die nog regelmatig aanvallen hebben, kan dat anders liggen. Zij kunnen problemen krijgen met het vinden of behouden van werk.
Als iemand nog aanvallen heeft, is niet elke baan (meer) geschikt. Denk hierbij aan banen waarbij iemand met een auto of een heftruck moet rijden, met gevaarlijke machines of op hoogtes moet werken. Soms vormen de aanvallen een risico op de werkvloer. Het komt ook voor dat een werkgever denkt dat epilepsie per definitie gevaarlijk is, terwijl dat lang niet altijd zo is. Of werkgevers laten zich leiden door vooroordelen over epilepsie. Dat kan leiden tot problemen op het werk. Het is dan belangrijk om deze met de werkgever te bespreken en uit te leggen hoe de epilepsie eruitziet en wat de epilepsie (voor het werk) betekent.
Bij de meeste soorten aanvallen is eerste hulp niet nodig
Als dit de problemen niet oplost, of als er andere problemen ontstaan door de epilepsie, kan iemand terecht bij de bedrijfsarts. Voor advies, informatie en vragen kan ook altijd contact worden opgenomen met een arbeidsconsulent van een epilepsiecentrum.
Epilepsie en de rol van ehbo/bhv
Bij de meeste soorten aanvallen is eerste hulp niet nodig. De aanval houdt immers vanzelf weer op binnen enkele minuten. Het is wel belangrijk om de persoon in de gaten te houden, gevaarlijke situaties die tijdens een aanval kunnen ontstaan, te vermijden, en de persoon niet alleen te laten.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in Veiligheid 80, eerste kwartaal 2020