Begin 2022 krijgt het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) een nieuwe naam: Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV). De naamsverandering vormt het voorlopige sluitstuk van een ontwikkeling die in 2018 werd ingezet. Algemeen directeur IJle Stelstra gaat in op de achtergronden en legt uit waarom publieke veiligheid centraal staat in de aangescherpte koers van zijn organisatie.
“Klimatologische, digitale, maatschappelijke en internationale ontwikkelingen brengen Nederland nieuwe typen crises en complexe maatschappelijke vraagstukken” meldt het persbericht, waarin de herpositionering en de nieuwe naam van het IFV worden aangekondigd. IJle Stelstra speelde als algemeen directeur van het IFV de afgelopen jaren een belangrijke rol bij deze ontwikkeling.
Te weinig betekenis
Het carrièrepad van Stelstra is divers en leidde hem na zijn start bij de Rijkspolitie, via de automatisering, de retail, de consultancy, en de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, in 2016 uiteindelijk naar het IFV. “Maar hoe divers ook, de rode draad in mijn carrière is dat ik altijd een duidelijke opvatting heb over het veld waarin ik werkzaam ben”, aldus Stelstra. Een opvatting die hij ook had over het fysieke veiligheidsdomein in het algemeen en het IFV in het bijzonder, toen hij daar in 2016 solliciteerde. “Vanuit mijn werk bij de veiligheidsregio kende ik het IFV uiteraard, maar ik vond het vreemd dat als er wat speelde rondom relevante thema’s men altijd uitkwam bij private organisaties als Instituut Clingendael of het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT) en niet bij het IFV. Terwijl dat als uitvoeringsorganisatie van de overheid in Nederland het enige instituut is op het gebied van fysieke veiligheid. Maar kennelijk had het IFV te weinig zichtbaarheid. Dat heb ik zo tegen de sollicitatiecommissie gezegd, en ook dat ik daar wat aan zou gaan doen als ze mij zouden aannemen.”
Van beheer naar regie
Het IFV is een bij wet opgericht zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), waarvan de positie is vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s. Het algemeen bestuur van het IFV wordt gevormd door de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s en kiest drie personen uit haar midden voor het dagelijks bestuur.
In het voorjaar van 2018 trad het huidige dagelijkse bestuur aan en dat was volgens Stelstra het moment dat de discussie over de koers van het IFV concrete vormen aannam. “In samenspraak met het nieuwe dagelijks bestuur hebben we ons toen de vraag gesteld wat de echte maatschappelijke thema’s waren waarvoor we verantwoordelijk willen zijn. Tegelijkertijd hadden we in de zomer van 2018 een landelijke 112-storing, heel veel natuurbranden, en de terroristische aanslag in Utrecht. Kortom, in korte tijd brak de hel los als je het hebt over crisisbeheersing. Daarvoor dachten we nog ‘we hebben het over een crisis, maar eigenlijk is het een ramp’, maar de transitie van ramp naar crisis heeft zich in die tijd echt gemanifesteerd.”
Early watching, early warning
Voor Stelstra was dit bovendien zo’n moment in zijn carrière waarop het hebben van een opvatting hem goed van pas kwam. “Ik heb toen meteen gezegd dat we als IFV aan de voorkant van die ontwikkeling een rol moesten spelen. Tot die tijd deden we dat teveel achter de schermen en gebeurde het bovendien heel erg versnipperd.” En dat lukte, want er was volgens Stelstra momentum. “Vanaf dat moment zaten we niet langer in een beheersrol, maar kregen een netwerkregierol.”
Die veranderde rol werd in 2019 door het algemeen bestuur vastgelegd in een nieuwe toekomstvisie voor het IFV, waarna Stelstra de opdracht kreeg om deze verder te concretiseren. “Het resultaat was een ontwerpplan, waarin staat dat het IFV de ‘early watching, early warning’ functie wil vervullen voor de veiligheidsregio’s en de crisispartners. Dus veel meer signaleren en daardoor van voorspellende waarde zijn. Maar daarvoor moesten we wel transformeren naar een informatie- en datakennisfunctie.”
Momentum
En toen was daar in de woorden van Stelstra weer sprake van een momentum. “Twee maanden nadat het ontwerpplan gereed was, werden we in maart 2020 ook in Nederland geconfronteerd met Covid-19. Daardoor kregen we een enorme versnelling van waar we mee bezig waren en in een keer konden we alles wat we hadden bedacht in de praktijk toepassen.”
Die praktijk was dat de veiligheidsregio’s een belangrijke rol kregen bij de aanpak van de coronacrisis. Daartoe werd in maart 2020 in Zeist een speciaal Landelijk Operationeel Team-Covid-19 (LOT-C) ingericht, om alle operationele coördinatievraagstukken rond de coronacrisis in de veiligheidsregio’s het hoofd te kunnen bieden. Stelstra: “We hebben als IFV toen de centrale rol gepakt, ook omdat we daarvoor op dat moment de capaciteit hadden. En ineens zaten we middenin die geambieerde informatiefunctie.”
Koppelpunten van kennis en informatie
Maar het was tevens het moment dat zichtbaar werd dat er een echte noodzaak was voor de veiligheidsregio’s om bovenregionaal samen te werken. Voor Stelstra een bevestiging van wat hij al in zijn tijd in Amsterdam had geconstateerd, namelijk dat Nederland te klein is om 25 keer hetzelfde te bedenken. “Dat is vandaag de dag nog steeds zo. Sterker nog, er zijn zaken die je niet regionaal kunt oppakken maar waarvoor een nationale aanpak vereist is. Om dat mogelijk te maken heb je koppelpunten van kennis en informatie nodig. Een goed voorbeeld daarvan is het eerdergenoemde LOT-C waar we ten tijde van de coronacrisis data verzamelden, waarmee we wekelijks het Veiligheidsberaad en daarmee de leden van het Catshuis-overleg van informatie konden voorzien op basis waarvan zij hun beslissingen omtrent maatregelen konden nemen.”
Nieuwe crises
Volgens het IFV krijgt Nederland steeds vaker te maken met nieuwe typen crises. Dat alles heeft ook betekenis voor de positie van het IFV, legt Stelstra uit. “Corona heeft ons geleerd dat een crisis verschillende dimensies heeft, want dit betrof niet alleen een gezondheidscrisis maar tevens een economische en een sociale.
Het NIPV is straks het koppelpunt voor de veiligheidsregio’s als het gaat om datastromen en informatievoorziening
Met name de informatiekant – de data driven informatiegestuurde veiligheid – en de psychosociale effecten van de crisis hebben ons doen concluderen dat het fysieke domein niet meer dekkend is en dat we breder moeten kijken om invulling te kunnen geven aan onze missie waarin de veiligheid en veerkracht van de samenleving centraal staat. Dat doen we samen met onze partners. Maar we zijn als NIPV straks wel het koppelpunt voor de veiligheidsregio’s als het gaat om de datastromen en informatievoorziening.”
Core business
Betekent de verbreding naar publieke veiligheid dat het IFV als NIPV afscheid gaat nemen van bepaalde activiteiten, of vraagt het juist om uitbreiding met andere expertises? “Onze core business bestaat uit de (operationele) ondersteuning van de veiligheidsregio’s en de inhoudelijke ondersteuning van het domein crisisbeheersing. Daarnaast verzorgen we de praktijkopleidingen voor de brandweer. Om onze informatiepositie te versterken, komt er in elk geval een vakgroep data wetenschappen bij”, aldus Stelstra. Hij vervolgt: “Daarnaast komt er een Veiligheidsregio Dienstencentrum, waarin we zaken onderbrengen die niet tot onze core business behoren. Neem bijvoorbeeld de waterwerpers van de politie, die staan bij ons op de balans en zijn ons eigendom; wij onderhouden en repareren ze. Dat is van oudsher zo gegroeid. Maar je moet je afvragen of dat zo moet blijven en naar dergelijke zaken zullen we dus zeker kritisch kijken.”
Omslag in denken over veiligheid
Welke rol ziet Stelstra door de veranderende focus van fysieke naar publieke veiligheid weggelegd voor de bedrijfshulpverlening? “Ik denk dat er de komende 10 jaar een enorme kans ligt voor de bedrijfshulpverlening als het gaat om de veiligheid in een gebouw. Het gaat dan niet langer alleen over de fysieke veiligheid of de brandveiligheid, maar bijvoorbeeld ook over hoe veilig een gebouw aan de digitale kant is. Of neem de ontwikkeling van het hybride werken en de rol die de bedrijfshulpverlening kan spelen bij veilig thuiswerken. Die verbreding vraagt van iedereen een omslag in denken over veiligheid.” AdK//
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in Veiligheid 86, vierde kwartaal 2021