Op de werkvloer kunnen verschillende soorten brandletsel ontstaan. SEH-arts Pol Stuart van het ziekenhuis Franciscus Gasthuis & Vlietland vertelt over de risico’s en de do’s & dont’s voor (bedrijfs)hulpverlening.
Over brandwonden die ontstaan op de dagelijkse werkvloer zijn in zeer beperkte mate landelijke cijfers beschikbaar. Uit de meest recente rapportage van het Letsel Informatie Systeem (LIS) van VeiligheidNL, die gaat over 2019, is af te leiden dat er jaarlijks 800 tot 1.000 arbeidsgerelateerde brandongevallen in Nederlandse ziekenhuizen worden geregistreerd. “Het gaat dan om relatief ernstige verbrandingen, die niet ter plekke door de bedrijfshulpverlening kunnen worden afgehandeld”, zegt Pol Stuart, spoedeisende hulp arts in het Franciscus Gasthuis & Vlietland, een ziekenhuis met een ziekenhuislocatie in Rotterdam-Noord en in Schiedam, drie poliklinieklocaties in Rotterdam-Noord en een polikliniek in Het Oogziekenhuis in Rotterdam. Over het brandletsel dat niet wordt gepresenteerd in de ziekenhuizen ontbreken landelijke registraties.
Drie typen letsel
“Op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis zien we brandletsel uit allerlei soorten beroepen en werkomgevingen”, vertelt Stuart, die al achttien jaar in de acute zorg werkt en sinds 2018 verbonden is aan het Franciscus Gasthuis & Vlietland. “Chemische verbrandingen, die te maken hebben met het contact van chemicaliën met de huid en de weefsels eronder, ontstaan meestal door bijvoorbeeld zuren en logen in schoonmaakmiddelen. Dergelijke stoffen worden in de schoonmaakbranche gebruikt, maar soms ook in de horeca. In restaurants brengen daarnaast gasfornuizen en frituurpannen een risico mee. Er valt bijvoorbeeld onbedoeld een voorwerp in een frituurpan, en een medewerker steekt in een reflex de hand erin om het eruit te halen.” Bij thermische branden, die ontstaan door blootstelling aan warmte van bijvoorbeeld vlammen, stoom, hete oppervlakten en kokende vloeistoffen, wordt vaak gedacht aan ongevallen in huiselijke kring. Maar ook op de werkvloer kunnen zich dergelijke incidenten voordoen, bijvoorbeeld op locaties waar laswerkzaamheden plaatsvinden.
Naast thermische en chemische brandletsels zijn er ook verbrandingen mogelijk door elektrische stromen door de huid, oftewel elektrocutie. Bij alle drie typen letsel kunnen eerste-, tweede- en derdegraads brandwonden ontstaan. “Bij vlambranden en chemische verbrandingen is bovendien rook- of dampinhalatie een risico”, benadrukt Stuart. De inademing van hete gassen, rook of vuur is een van de belangrijkste doodsoorzaken bij brand.
Spoedeisende hulp in het ziekenhuis
Bij thermisch letsel let de spoedeisende hulp (SEH) in het ziekenhuis, overigens net als de bedrijfshulpverlening, in eerste instantie op het afkoelen van de verbrande lichaamsdelen. “Is er al gekoeld, is er lang genoeg gekoeld, moet er verder worden gekoeld?”, vat Stuart de vragen samen die aan de basis staan van de behandeling. Elke SEH heeft een ruimte met een brandwondendouche, die groot genoeg is om het slachtoffer ook liggend te spoelen.
Pijnbestrijding
Samen met de koeling start de pijnbestrijding. “Een brandwond is heel pijnlijk voor het slachtoffer. Door de pijn te verminderen, zorgen we ervoor dat de patiënt comfortabeler ligt, rustiger wordt en beter kan meewerken aan de behandeling.” De derde stap is om nauwkeurig te kijken naar de omvang en diepte van de brandwonden. Bij een rode plek op de huid kan een brandwondenzalf voldoende zijn. Brandblaren worden weggehaald en/of verbonden. Bij derdegraads verbrandingen worden patiënten doorgaans doorverwezen naar een van de drie brandwondencentra in Nederland.
Spoeling
Spoeling is ook een vast onderdeel van de aanpak van chemisch brandletsel. “De brandende werking van zuren, zoals zoutzuur, is doorgaans goed tegen te gaan door veel te spoelen. Bij logen, die bijvoorbeeld in gootsteenontstoppers zitten, is vaak een langdurige spoeling nodig om een einde te maken aan de verbranding van de huid.” Stuart waarschuwt dat het daarbij altijd belangrijk is om de samenstelling van de chemische stoffen te weten. “Het basisbeginsel van alle hulpverlening is natuurlijk: eigen veiligheid voorop. Je wilt daarom niet zomaar in een plas met een onbekende vloeistof stappen als er een slachtoffer ligt. Als je dan ook onwel wordt, dan heeft niemand meer iets aan je hulpverlening. Check daarom eerst de chemiekaart of het etiket van het middel dat – naar alle waarschijnlijkheid – een rol heeft gespeeld bij het ongeval.”
Als duidelijk is welke chemische stoffen er aanwezig zijn, kan de patiënt worden geholpen volgens de gangbare bhv-regels. Ga na of de luchtwegen vrij zijn en leg het slachtoffer in een stabiele zijligging. Loszittende kleding kan worden weggehaald, waarna het spoelen met veel lauwwarm water begint. “De spoeling is niet alleen bedoeld om de huid af te koelen, maar ook om chemische stoffen te verwijderen. Let op dat de patiënt niet onderkoeld raakt en schakel zo snel mogelijk professionele hulp in.”
Elektrische verbranding
Bij elektrische verbranding, die in professionele omgevingen ontstaat in bijvoorbeeld een schakelkast waarin iets ontploft, of bij elektrische bedrading waarop spanning blijkt te staan, is in de eerste fase van hulpverlening extra voorzichtigheid nodig, benadrukt Stuart. “Als iemand een draad of kabel vastpakt waarop spanning staat dan verkrampen de spieren en houdt de hand de bron dus vast. Als je dan als hulpverlener de patiënt aanraakt, krijg je ook een schok. Het is daarom essentieel om eerst te controleren of de bron is uitgeschakeld.” Daarna gelden de gebruikelijke bhv-acties, zoals het nagaan of iemand goed ademhaalt, het neerleggen van het slachtoffer in een stabiele zijligging en het inroepen van professionele hulp. Spoelen is doorgaans niet nodig, tenzij er een brand- of schaafwond is ontstaan als gevolg van de elektrocutie.
Rookinhalatie
Bhv’ers spelen ook een belangrijke rol in de vroege stadia van rookinhalatie, vindt Stuart. “Het overbrengen van het slachtoffer naar een goed geventileerde ruimte met frisse lucht kan levensreddend zijn. Daarna is het noodzakelijk om zuurstof toe te dienen en na te gaan welke verbrandingsgassen mogelijk zijn ingeademd. Dat is dus een zaak voor ambulancehulpverlening.” Op de SEH houden artsen er altijd rekening mee dat bij een brandongeval schadelijke rook is geïnhaleerd. Daarom wordt er met bewakingsapparatuur of bloedbepalingen zorgvuldig gecontroleerd of er in het bloed verbrandingsgassen, zoals koolmonoxide en cyanide, worden gedetecteerd.
Van SEH naar brandwondencentrum
Het gros van de patiënten die met brandwonden terechtkomen op de SEH van een ziekenhuis wordt er ter plekke behandeld, om daarna naar huis te gaan. Bij ernstige letsels wordt er verwezen naar een brandwondencentrum, een gespecialiseerde afdeling van een ziekenhuis die is getoetst door de European Burns Association. In Nederland gaat het om het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk, het Martini Ziekenhuis in Groningen en het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam.
Er zijn een aantal criteria voor doorverwijzing van de SEH naar een brandwondencentrum, licht Stuart toe. Het gaat om de diepte van de verbranding, de omvang van de verwonding en de plek van de aangetaste huid. “Als op vijf procent van de lichaamshuid een derdegraads brandwond zit, dan is dat al aanleiding voor doorverwijzing. Bij tweedegraads wonden ligt de minimumomvang op tien procent.” Bij brand die is ontstaan door vlammen is er vaak sprake van een mengbeeld: rond een centrum van derdegraads verbrandingen bevinden zich plekken met tweede- en eerstegraads wonden. In dergelijke gevallen gaat de SEH in overleg met het brandwondencentrum over een eventuele opname.
“Brandwonden in functionele gebieden zoals rond het oog, of op de polsen of hals, zijn in de richtlijnen van de brandwondencentra ook als ernstig aangemerkt. Als de huid daar niet goed wordt behandeld en er veel littekenweefsel ontstaat, kan dat namelijk vervelende bewegingsbeperkingen veroorzaken.” Kinderen die gloeiendhete thee of koffie in het gezicht en op de bovenste helft van de borstkas hebben gekregen, gaan na overleg meestal naar een brandwondencentrum.
Worstcasescenario als startpunt
Stuart adviseert bhv’ers om altijd in eerste instantie aan te nemen dat er iets ernstigs aan de hand is en op basis daarvan te acteren. “Als je uitgaat van een worstcasescenario dan doe je het eigenlijk nooit fout. Zo redeneren wij op de SEH ook. Als je iemand bewusteloos aantreft in de buurt van een brand, is het raadzaam om te onderzoeken of er giftige gassen zijn ingeademd. Vervolgens kan je een reële inschatting maken van de vereiste acties.”
SEH-artsen vragen om die reden ook altijd naar de omstandigheden en toedracht van een ongeval om het letsel te kunnen verklaren. “Als een professional vertelt dat er een brand was in een transformatorruimte en hij er naar binnen is gegaan om zijn telefoon te halen, dan weet je dat er mogelijk rook en hitte zijn ingeademd. Dat kan hele nare gevolgen hebben, en adequaat handelen van de bhv – natuurlijk vanuit het beginsel: eigen veiligheid eerst – maakt echt het verschil.” Hitte geeft verbrandingen bovenaan de luchtwegen, zoals in de neus, in de keelholte en aan het begin van de luchtpijp. Als de aangetaste lichaamsdelen opzwellen, wordt het ademen belemmerd. De inademing van rook in de longen kan vergiftigingen in het lichaam veroorzaken.
Aandachtspunten voor bhv’ers
Een aandachtspunt is om lauwwarm – en niet ijskoud – water te gebruiken voor het spoelen van verbrandingen, aldus Stuart. “Dat is allereerst belangrijk om te voorkomen dat de patiënt niet onderkoeld raakt. Daarnaast spoelt lauwwarm beter. Bij koud water knijpen de bloedvaten dicht, terwijl het voor de afkoeling van het lichaam juist van belang is dat de bloedvaten veel bloed doorlaten.”
“Over het algemeen vinden we het op de SEH fijn om te weten wat er op ons afkomt”, voegt Stuart toe. “Daarom adviseren we bhv’ers om van tevoren contact op te nemen over het incident, in plaats van spontaan aan te rijden. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat de brancard in de ruimte met de brandwondendouche in gebruik is. Als we weten dat er een brandletsel aankomt, dan kunnen we er tijdig ruimte voor maken.” LD//
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in Veiligheid 84, eerste kwartaal 2021