Na bijna 45 jaar gewerkt te hebben aan de brandveiligheid van Nederland is het tijd voor een andere stap. Ik stop met het dagelijks bezig zijn met brandveiligheid. In deze laatste column voor Vakblad Veiligheid kijk ik kort terug op ruim 4 decennia brandveiligheid in Nederland.
Toen ik begon, hadden we een brandveiligheidssituatie die niet meer te vergelijken is met nu. De jaren 70 kenmerkten zich door meerdere branden met grote aantallen slachtoffers, met de brand in hotel Polen in Amsterdam met 33 dodelijke slachtoffers als dieptepunt. Er werd daarom in de jaren 70 hard gewerkt om de tot dan toe functionele brandveiligheidseisen in de bouw- en brandbeveiligingsverordeningen om te zetten naar concrete prestatie-eisen. In de serie NEN 3890 en in de door de grote gemeenten ontwikkelde serie ‘Een brandveilig gebouw…’.
Het daaropvolgende decennium verschoof de focus van prestatie-eisen naar de uitvoering. De brandbeveiligingsverordening werd concreter en wettelijk verankerd en voor de uitvoering ervan werd het Preventie Activiteiten Plan (Prevap) ontwikkeld. De jaren 90 stonden in het teken van de codificatie; het Bouwbesluit bracht uniformiteit in de brandveiligheidsregels. De Brandbeveiligingsconcepten zorgden voor een onderbouwing van de brandveiligheid. Dat er maar twee branden waren met veel slachtoffers in deze twee decennia gaf aan dat we op de goede weg zaten.
Toch werden we weer goed wakker geschud aan het begin van het inmiddels nieuwe millennium. Kort na de vuurwerkramp in Enschede volgde de cafébrand in Volendam. Het besef groeide dat we er met regels alleen niet kwamen. We moesten (terug) naar uitvoering en handhaving. Dat bleek ook na de brand in het cellencomplex op Schiphol enkele jaren later. Het laatste volle decennium, de jaren 10, werden gedomineerd door de (in ieder geval gewenste) verschuiving van regels naar risico’s. Het decennium waar we nu in zitten moet zich nog kenmerken, maar in ieder geval kunnen we constateren dat de verschuiving van brandveiligheid van publiek naar privaat er onder gaat vallen.
Waar we precies naar toe gaan kan ik niet voorspellen. Kijkend naar de cijfers doen we het nu goed. Het aantal branden daalt, het aantal slachtoffers zit al een aantal jaren op het laagste niveau sinds decennia, de laatste brand met veel slachtoffers is alweer 17 jaar geleden. Maar dat het nu relatief goed gaat, is geen garantie voor de toekomst. De nieuwe bouw- en woonrisico’s die zich aandienen, zoals vergrijzing, duurzaamheid, circulariteit, energietransitie en klimaatverandering, brengen onmiskenbaar nieuwe uitdagingen voor de brandveiligheid met zich mee. Met de omgevingsregelgeving gaan we deze risico’s zeker niet allemaal tackelen. Daarvoor moeten we gaan ‘omdenken’. We moeten de brandveiligheidsdoelen gaan omzetten naar de impact van een brand. En die is vaak veel ingrijpender en daarmee belangrijker dan alleen maar het voorkomen van overslag. Het voorkomen van overslag (en daarmee ook overslag naar de volgende belending voorkomen) is toch gewoon het ouderwetse (middeleeuwse) voorkomen van stadsbranden?
Maar goed, dat is nu niet meer aan mij. Onlangs vroeg iemand mij of het leuk was geweest, 45 jaar sleuren en trekken aan brandveiligheid. Nee, het was zeker niet altijd leuk, maar wel steeds de moeite waard. Dank aan allen die mij al die jaren hebben uitgedaagd en geïnspireerd in dit dankbare vakgebied. Ik wens u succes met het continueren van het werken aan brandveiligheid. Er is nog genoeg te doen, genoeg te winnen.
René Hagen, Nederlands Instituut Publieke Veiligheid