Een museum met 425.000 bezoekers per jaar. Met daaraan gekoppeld een biodiversiteitcentrum waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen als alcohol en kwik. Kortom: bij Naturalis in Leiden hebben ze een flinke bhv-uitdaging. Hoe zorg je ervoor dat werknemers en bezoekers in noodgevallen op tijd naar buiten komen? En o ja: hoe houd je die tientallen bhv’ers het hele jaar gemotiveerd?
“Kijk”, zegt Kris de Greef. “Hier ga ik na dit interview nog even over napraten.” Hij wijst omhoog, naar de kast met op gezette dieren, en dan speciaal naar de bovenste plank. Want daar staan enkele potjes. Niets bijzonders, zou je zeggen, maar De Greef ziet een potentieel probleem. “Wat als hier dadelijk brand uitbreekt? Dan treedt onze sprinklerinstallatie in werking en wordt de boel geblust met argon. Dat gaat niet alleen gepaard met een enorm lawaai, maar het zorgt er ook voor dat die kasten gigantisch door elkaar worden geschud. Daarom hebben we duidelijke afspraken gemaakt: geen losse potjes op de bovenste planken. Dus moet alles in speciale kisten.”
Rondleiding
We zijn bezig met een rondgang door Naturalis, maar dan in het gedeelte waar reguliere bezoekers niet komen. Hier geen grote groepen kinderen die zich vergapen aan mammoeten, dinosauriërs of ‘hightech infographics’ op grote schermen. De kasten staan niet alleen vol met die opgezette dieren, maar ook met chemicaliën, want we bevinden ons in het biodiversiteitcentrum, het wetenschappelijke deel van Naturalis waar onderzoek wordt gedaan naar DNA. Dit is het terrein van Technisch Museumbeheerder en Coördinator bhv Kris de Greef.
Maar De Greef vertelt slechts het halve verhaal. Want we worden bij de rondleiding vergezeld door Marcel Ravensbergen, Veiligheidscoördinator Museum en tevens Coördinator/Ploegleider bhv. Giftige of explosieve stoffen – daar heeft hij niets mee te maken. Hij houdt zich dagelijks bezig met mensen die onwel zijn geworden, hun hoofd hebben gestoten of hun vingers hebben bezeerd tussen de deur. Inderdaad: met grote groepen volwassenen en kinderen. Hij is verantwoordelijk voor de bedrijfshulpverlening van het Naturalis dat wij allemaal kennen: het gigantische natuurmuseum met 9 enorme verdiepingen en zo’n 425.000 bezoekers per jaar.
Verbeterpunten
Een scherpe taakverdeling dus, die ontstond zo’n 10 jaar geleden. “Toen hebben wij een risico-inventarisatie en -evaluatie laten opstellen door een erkend bureau”, vertelt De Greef. “En dat kwam met een aantal verbeterpunten. Een daarvan richtte zich op de bhv-organisatie. Die bestond destijds uit 80 personen, maar die waren niet allemaal even gemotiveerd. Ja, een keer per jaar deden ze mee aan een opleiding. Maar als om 17.00 uur het alarm ging, voelden ze een sterke neiging om toch maar naar huis te gaan.”
Daarom besloot Naturalis tot enkele organisatorische wijzigingen. “We hebben het aantal bedrijfshulpverleners teruggebracht van 80 naar ongeveer 50”, zegt De Greef. “Maar die 50 zijn nu wel proactief. Waag het niet om iets voor de nooduitgang te zetten, of losse potjes te plaatsen op de bovenste plank van de kasten. Daar zullen ze iets van zeggen. Maar dat is niet alles. Omdat het museum bleef groeien, heb ik gevraagd om iemand aan te stellen voor het publieke gedeelte. Een goede collega met een proactieve houding. En dat werd Marcel.”
Proactieve houding
Een proactieve houding. Deze omschrijving komt in het betoog van Ravensbergen en De Greef regelmatig terug. Vraag ze hoe ze al die bhv’ers gemotiveerd houden, en zij draaien dit meteen om: die bhv’er moet die motivatie juist kunnen aantonen. “Wij zullen regelmatig nagaan hoe het daarmee staat”, zegt Ravensbergen. “Bijvoorbeeld door de bhv-cursussen uitgebreid na te bespreken met de trainer. En door onze ogen open te houden tijdens incidenten. Natuurlijk, mensen mogen fouten maken. Maar als er iemand eerste hulp nodig heeft, is het niet de bedoeling dat je totaal bevriest en dat er niets meer uit je handen komt. Dan moet je je serieus afvragen of je niet beter afscheid kunt nemen. En hetzelfde geldt natuurlijk als je kampt met een gebrek aan motivatie. Vandaar dat wij één keer per jaar met de bhv’ers in gesprek gaan voor een evaluatie. Daarbij vragen we niet alleen wat we voor de ander kunnen betekenen en of die nog verbeterpunten kan aandragen, maar kijken we ook serieus naar het functioneren, naar de proactiviteit.”
Voor De Greef gaat die proactiviteit heel ver. “Als bhv’er doe je alles om de restrisico’s weg te nemen. Ik wil weten wie er in het pand rondloopt. Wie hartkwalen heeft en andere medische indicaties. En op welke plekken die mensen zich precies bevinden. Zo hadden wij een medewerker in een rolstoel die een werkplek had op een van de hogere verdiepingen, de verdiepingen waar explosieve stoffen liggen opgeslagen. Dat zijn juist de plaatsen waar ik in geval van een calamiteit geen bhv’ers naartoe zal sturen: dat is gewoon veel te gevaarlijk. De mensen die daar werken, moeten dus zelfredzaam zijn. En bij die jongen kon ik dat niet garanderen. Ik weet niet hoe snel hij al die trappen af komt en of hij in staat is om zijn rolstoel te keren in gangen van 80 cm breed. Daarom heb ik geregeld dat hij altijd werkte onder toezicht van een collega die wel zelfredzaam was. Die kon hem eventueel op de schouders nemen, of in ieder geval het alarmnummer bellen.”
Storm Eunice
Maar soms is proactief zijn gewoon lastig. Bijvoorbeeld omdat je de gevolgen van het incident niet precies kunt inschatten. Dat bleek bijvoorbeeld op vrijdag 17 februari van dit jaar tijdens de heftige najaarsstorm Eunice. De Greef had daar nauwelijks last van: “De meeste medewerkers hier werkten gewoon thuis. En als dat niet mogelijk was, namen ze een dagje vrij.”
Maar voor Ravensbergen lag dat anders. “Je zou misschien verwachten dat iedereen thuis bleef, maar we hadden die dag 600 bezoekers. Die hadden hun kaartje al een tijdje van tevoren gereserveerd en wilden toch langskomen. Dat betekende dat er ook medewerkers moesten zijn om hen op te vangen. De mensen buiten Leiden werden naar huis gestuurd, want de NS had laten weten dat er vanaf 14.00 uur geen treinen meer reden. Maar de Leidenaren hebben gewoon gewerkt.”
Althans, tot ongeveer half vier ‘s middags. “Toen klapte er in het Atrium in de glaskroon een ruit. Het was aan de buitenkant van het dubbele glas, dus het bracht geen direct risico met zich mee, maar toch… het crisisteam heeft toen besloten om het museum te sluiten. Een lastige beslissing, want ook als je mensen naar buiten stuurt, stel je hen bloot aan risico’s. Dus hebben we ons voorgenomen om het protocol voor dit soort situaties op bepaalde punten nog wat aan te scherpen. Positief punt is dat de ontruiming vlekkeloos verliep.”
Oefenen
Die ontruiming was dan ook diverse malen gerepeteerd. “Vorig najaar hebben wij bijvoorbeeld een grote oefening gehouden”, vertelt Ravensbergen. “Wij hebben toen een museumzaal vol laten lopen met rook, en onze niet-bhv-collega’s kregen allerlei rollen toebedeeld. De een speelde bijvoorbeeld voor een rolstoelgebruiker, de ander voor een minder zelfredzame oudere dame. Na afloop konden we bepaalde zaken gericht evalueren: wisten de bhv’ers precies wat hun taak was? Drukten ze op de goede alarmknoppen? En wisten ze de mensen inderdaad zo snel mogelijk via de noodtrappen naar buiten te begeleiden?”
Volgens Ravensbergen luidde het antwoord op deze vragen: ja. “Volgens de trainers verliep deze oefening uitstekend. Dat kwam niet alleen omdat onze bhv’ers nu uiterst gemotiveerd zijn, ze zijn ook gespecialiseerd. Sommigen hebben zich toegelegd op ehbo, op kinderen die hun hoofd hebben gestoten of volwassenen die onwel worden. Anderen zijn gespecialiseerd in ontruimen; die hebben de zaak binnen een kwartier helemaal leeg. Bovendien: de nooduitgangen zijn hier zo duidelijk aangegeven, die kun je echt niet missen.”
Argonblussing
Tot slot nog even terug naar het begin van dit artikel, naar de potjes die in kisten geplaatst moesten worden. Dat moest vanwege de argonblussing, waarover volgens De Greef nogal wat misverstanden bestaan. “Zo verwarren veel mensen argon met CO2. Bij die CO2-blussing verdwijnt bijna alle zuurstof uit het vertrek en dus moet je ervoor zorgen dat de medewerkers al zijn vertrokken. Bij argonblussing ligt dat anders. Die brengt het zuurstofgehalte terug van zo’n 20% naar 14%. Voor vuur is dat te weinig: dat heeft minstens 17% nodig. Maar voor mensen kan het geen kwaad: die krijgen alleen het gevoel dat ze op een hele hoge berg staan. En bovendien: die zullen het compartiment heel snel verlaten. Want niet alleen gaat het ademen moeilijker, ze worden ook geconfronteerd met een indringende ‘slow whoop’ en met de enorme herrie en turbulentie van het blussen zelf. In een kantooromgeving halen mensen na een brandalarm vaak nog snel een kop koffie. Dat zie ik hier absoluut niet gebeuren.”
PP//
Foto gebouw Naturalis buitenzijde: scagliolabrakkee / © Neutelings Riedijk Architects