Dit is geen vrolijke titel, hoor ik u denken. Toch moeten we het er wel over hebben: de ontwikkeling van kennis van brandveiligheid. Het is niet de eerste keer dat ik dit onderwerp aansnijd. Meest recent deed ik dat in een column in Brandveilig.com (24 november 2015). Nu ik mijn loopbaan afsluit – ik ben gestopt met werken bij DGMR per 30 juni jl. – voel ik de noodzaak om het nog één keer aan te snijden. Om u er bewust van te maken dat we ons meer moeten inspannen om een onveilige toekomst te voorkomen.
Nederland heeft op het gebied van brandveiligheid al zeker 25 jaar een kennisachterstand. Zeker, in de ruim 30 jaar (waarvan 27 bij DGMR) dat ik bezig ben geweest met brandveiligheid is er veel ten goede veranderd. De collectieve kennis in Nederland is enorm toegenomen. Een aantal incidenten, enkele daarvan helaas met slachtoffers, heeft ervoor gezorgd dat brandveiligheid hoger op de agenda staat. Er zijn dagelijks meer mensen met meer kennis van zaken professioneel bezig met brandveiligheid dan 30 jaar geleden. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen: tot nu toe was het niet echt moeilijk, omdat we 25 jaar geleden bijna bij 0 begonnen.
In Nederland putten we uit bestaande kennis. Als die hier niet voorhanden is, lenen we die bij de buren. Dat is écht anders dan zelf nadenken en onderzoeken op basis van fundamentele kennis. In Nederland wordt (afgerond naar beneden) geen (wetenschappelijk of experimenteel) onderzoek van enige betekenis gedaan. Het enkele onderzoek dat wel plaatsvindt, mist vaak wetenschappelijke diepgang. Ik vind dat problematisch, zeker in een tijd dat we heel veel dingen anders moeten gaan doen om onze aarde leefbaar te houden. Op het afgelopen FSS-congres van NIPV zei Wojciech Węgrzyński van ITB treffend: “Changes are going faster than we can research.” Als we kennis uit het buitenland blijven lenen, zijn we niet alleen incompleet. We lopen dus ook achter de feiten aan. En dat weten we. We zijn dus bewust onbekwaam.
Recent besloot DGMR (financieel) bij te dragen aan een onderzoek naar de effectiviteit van brandvertragers op/in CLT-plafonds. We hopen daarmee te laten zien dat bijdragen aan onderzoek werkt. En er kan meer worden onderzocht, als meer partijen hun steentje bijdragen. Het model daarvoor bestond in Stichting Bouwresearch, voor de bouw. En het bestaat met ISSO, voor de installatietechniek. In Zweden en Noorwegen hebben ze soortgelijke instituten, respectievelijk Brandforsk en FRIC. Zij organiseren onderzoek en kennisoverdracht op het gebied van brandveiligheid. In Zweden wordt dit voor ongeveer 50% gefinancierd door overheidsinstanties (Rijk en Veiligheidsregio’s), de rest door de markt.
Het Zweedse Brandforsk financiert onderzoek en verspreidt de daaruit gewonnen kennis. Daarvoor is jaarlijks circa een half miljoen euro beschikbaar. Dat lijkt veel, maar goed (experimenteel) onderzoek is kostbaar. Lossen we met een Nederlandse ‘Brandforsk’ het tekort aan kennis op? Nee, maar daarmee kunnen we wel actief de samenwerking gaan zoeken met instituten elders in Europa. Om ervoor te zorgen dat onze nieuwe uitdagingen met actuele kennis van zaken worden opgelost. Niet alleen kennis halen, maar ook brengen is mijns inziens een sleutel voor een goede samenwerking. Het Europese FIEP (Fire Information Exchange Platform) kan daarbij een belangrijke rol spelen.
Wat is er nodig? Laten we vooral stoppen met versnipperen. Het eigen belang even niet laten prevaleren en de middelen in een gezamenlijk fonds stoppen. Beoordelen of bestaande geldstromen vanuit de overheid wat opleveren en zo nodig ombuigen. Ook marktpartijen moeten het belang hiervan gaan zien. De belangrijkste drijfveren? Het voorkomen van faalkosten, bijvoorbeeld als een gevel aangepast moet worden omdat deze toch niet brandveilig blijkt te zijn. Verder het voorkomen van schade in de meest brede zin. Dat vergt een visie op de toekomst. ‘Als u denkt dat veiligheid duur is, probeer dan eens een ramp’, blijft in deze context een passende uitspraak.
Ik snap dat dit niet 1-2-3 georganiseerd is. Het vraagt moed van betrokkenen. Alleen al omdat de resultaten zich niet direct vertalen in een grotere veiligheid of in minder schade. Maar is die grotere veiligheid een doel op zich? Als we niets doen, staat voor mij vast dat de veiligheid zal afnemen. Denk bijvoorbeeld aan de omslag van steenachtige naar bio-based materialen. De eerste brandveiligheidsvoorschriften gingen juist over het verbieden van dit soort materialen. Nu moeten we hier iets mee. Blik op de toekomst en een lange adem is dus nodig. Een langere adem dan ik heb. Maar ik wil in de komende jaren met een deel van mijn vrijkomende tijd nog wel een begin maken. Wie doet er mee?
Johan Koudijs was tot 1 juli 2023 kennis- en innovatiemanager bij DGMR. Jarenlang was hij bij dit advies- en ingenieursbureau hét gezicht van de activiteiten voor brandveiligheid en geveltechniek, 19 jaar in de rol als sectordirecteur. Maar zijn betrokkenheid bij het vakgebied gaat door, onder andere als voorzitter van de ATGB.