Niet alleen bhv’ers krijgen nascholing, hetzelfde geldt voor de instructeurs van NIBHV. Hoe kunnen die bijvoorbeeld het beste feedback geven? En wat doe je als je deelnemers beschikken over verschillende kennis- en vaardigheidsniveaus? Een gesprek met docent Vincent Jager.
Het mooiste dat Vincent Jager in het afgelopen jaar tijdens zijn bhv-instructeurscursussen heeft gezien? Waarschijnlijk het bhv-memoryspel. “Dat is ontworpen door een van onze NIBHV-instructeurs, en het werkt net als het normale memoryspel. Alleen moet je steeds denken aan de zogenoemde drie-eenheid. Wordt er gevraagd naar een bepaald letsel? Dan zoek je naar de oorzaak, naar de manier om het te herkennen en naar de behandeling. Wie de meeste van deze kaartjes bij elkaar weet te verzamelen, is de winnaar.”
Nogmaals, een prachtig idee, en volgens Jager is het ook een les in groepsdynamiek. “Je snapt: zo’n spel leidt tot competitie. En het is de taak van de bhv-trainer om te bepalen of dit geschikt is voor de groep. Als er sprake is van een veilige leeromgeving, zie ik geen bezwaren. Maar als dat niet zo is… mensen moeten zich natuurlijk wel kwetsbaar durven opstellen. Dus voordat ik zo’n spel zou gaan spelen, zou ik eerst een goede indruk willen krijgen van de groep. En dat is dus ook mijn boodschap aan de bhv-instructeurs.”
Les geven volgens vierstappenmodel
Jager is opleidingskundig adviseur bij NIBHV en geeft nascholing aan de NIBHV-instructeurs. “Die moeten iedere twee jaar minimaal twee trainingen uit het nascholingsprogramma volgen. Zo’n training valt uiteen in een vakinhoudelijk deel en een deel dat zich toespitst op de didactiek: hoe breng je de stof op een boeiende manier over? Daarin behandelen we oude en nieuwe werkvormen, zoals dat bhv-memoryspel als inbreng vanuit de groep. En natuurlijk is er aandacht voor het bekende en bewezen vierstappenmodel.”
Het vierstappenmodel. De naam zegt het al: dit model verdeelt de instructie onder in vier duidelijke stappen. “Stel, het onderwerp is reanimatie”, zegt Jager. “Dan is de eerste stap een demonstratie zonder uitleg: meestal een pop die wordt gereanimeerd. Bij stap twee gebeurt dat nog een keer, maar nu geeft de instructeur tegelijkertijd uitleg. In de derde stap gaan de cursisten zelf met de reanimatie aan de slag. Vaak in de vorm van een carrousel. Hier ligt de nadruk op de technische vaardigheden, bijvoorbeeld de techniek van de borstcompressies en de beademing. Maar in stap vier krijgen ze een scenario, en daarin kijken we naar de hele organisatie. De deelnemers spelen dan verschillende rollen. Die van een receptionist bijvoorbeeld, of van iemand die contact heeft met de hulpverleners. Dan kijken we ook naar de zogeheten niet-technische vaardigheden, zoals communicatie, samenwerking, leidinggeven en veiligheidsbewustzijn.”
Verdiepen in de groep
Vier duidelijke stappen dus, maar het model biedt ook ruimte voor flexibiliteit. Want volgens Jager kan de instructeur ervoor kiezen om stappen weg te laten of toe te voegen. “Voordat je aan de training begint, verdiep je je in de doelgroep. Als het bijvoorbeeld gaat om mensen die zelf in de zorg werken, kun je ervan uitgaan dat het aanvangsniveau hoger is, en laat je bijvoorbeeld de eerste twee stappen achterwege. Dan kun je direct aan het begin van de training mensen zo’n pop geven: ‘Laat maar zien hoe jij een reanimatie zou aanpakken.’ Maar bij onervaren groepen kun je juist een stap toevoegen, bijvoorbeeld tussen stap twee en drie. Dan worden na de uitleg van de instructeur de rollen omgekeerd: de deelnemers leggen de instructeur uit wat die moet doen. Nogmaals, dat vierstappenplan is aan te passen, en alles hangt af van de doelgroep.”
Niveauverschillen in de groep
Maar niet altijd is die doelgroep gemakkelijk te bepalen. Want soms krijg je als bhv-trainer te maken met een heterogene groep en dus met niveauverschillen. Hoe voorkom je dan dat sommige deelnemers het niet meer kunnen volgen, en anderen niets nieuws horen? “Dat kan inderdaad lastig zijn”, zegt Jager. “Soms krijg je bijvoorbeeld vragen die het niveau van de groep ver overstijgen. Dan is het vaak verstandig om daarop in te gaan, maar pas in de pauze, een-op-een. Een ander idee is om deelnemers met een hoog kennisniveau aan te wijzen als observator. Dan kunnen zij hun ei kwijt en kun jij gebruikmaken van hun extra expertise. Op die manier krijgen alle deelnemers een rol die hen genoeg uitdaagt, en kunnen ze voldoende oefenen om crisissituaties te lijf te gaan met voldoende zelfvertrouwen.”
Opbouwende kritiek geven
Een andere vraag die de instructeurs soms stellen: hoe geef je opbouwende feedback? “Dat is bijvoorbeeld relevant bij het aanbrengen van een verband”, zegt Jager. “Dat rolt het lekkerst af als je in de rol kijkt, dus als je de naad tussen die rol en het uitgerolde verband kunt zien. Doe je dat niet, dan moet je iedere keer die rol weer ompakken, en dat is niet handig. Maar wat nu als een cursist niet in die rol kijkt, maar de wond aan het eind toch netjes is afgedekt? Dan kun je dus een compliment geven voor het resultaat. Alleen het proces, de weg ernaartoe, daar zit nog ruimte voor verbetering, en dat kun je dus aangeven. Vervolgens kun je die cursist laten oefenen met een soortgelijk incident, bijvoorbeeld een kneuzing of een verzwikking. Ook daarvoor wordt er weer een zwachtel gebruikt, en dus kun je controleren of er iets met je feedback is gedaan. Hopelijk zie je dan een stijgende leerlijn. Daar zijn we naar op zoek.”
Zorg dat je de RI&E kent
Hierboven hadden we het over kennis van de doelgroep, en dat wil ook zeggen: kennis van de RI&E (risico-inventarisatie & -evaluatie). Want die heeft volgens Jager direct invloed op het cursusprogramma. “In die RI&E staan de risico’s vermeld waar een bedrijf mee te maken krijgt. En als je leest dat de medewerkers werken op hoogte, weet je ook wat voor letsels je kunt tegenkomen: kneuzingen, verstuikingen, botbreuken en zelfs wervelletsel. Dan kun je daar als bhv-trainer dus de nadruk op leggen. Dat spaart natuurlijk tijd.”
En die tijd is volgens hem een belangrijk facet. “De wet schrijft alleen voor dat je je bhv op orde moet hebben. Maar dat zegt natuurlijk niks over de tijd die je daarvoor moet uittrekken. Eén dag is voor de gemiddelde werkgever nog wel acceptabel. Die denkt iets als: ik ben die werknemer de hele dag kwijt, en dat kost me wat. Maar het levert me ook iets op, namelijk meer veiligheid. Maar wordt het meer dan een dag, dan is dat een flinke belasting. Daarom geloof ik in continu leren, in verschillende digitale blokken. Het eerste kwartaal richt je je bijvoorbeeld op brand, in het tweede op ontruiming, het derde op de spoedeisende letsels, en in het vierde en laatste kwartaal op de niet-spoedeisende. Dan geef je de cursisten een stuk autonomie. Bovendien valt zoiets gemakkelijk te combineren met één fysieke bijeenkomst per jaar.”
Oranje Kruis-certificaat
Natuurlijk is er nog een manier om tijd te besparen: als de cursist een bepaalde training überhaupt niet hoeft te volgen. Dat is relevant voor instructeurs met een Oranje Kruis-certificaat. “Als die ook NIBHV-instructeur eerste hulp willen zijn, worden die een-op-een in onze database opgenomen”, zegt Jager. “Logisch, want in vergelijking met een gemiddelde bhv-instructeur reikt hun kennis van EHBO veel verder. Die mensen weten ook heel veel van onderwerpen waar een doorsnee werkgever niet snel mee te maken krijgt, bijvoorbeeld van insectenbeten of van de eikenprocessierups. Inderdaad, als je een training geeft over bhv in de bosbouw, kun je daar nog het een en ander van leren.”