Reanimaties, brandjes blussen, ontruimingen – over het algemeen houden bhv’ers zich bezig met calamiteitenbestrijding. Maar bhv-instructeur Gerrit Sterrenburg, eigenaar van opleidingsinstituut SBHV in Alblasserdam, besteedt in zijn trainingen ook aandacht aan preventie. Dat en meer in deze profielschets.
Ik las dat je al heel jong geïnteresseerd was in EHBO. Hoe kwam dat?
“Mijn vader was bestuurslid van de EHBO-vereniging en die nam me mee naar EHBO-wedstrijden. Die had je toen heel veel, verspreid over het hele land. Je moest dan heel snel een verband aanleggen en natuurlijk ook zo netjes mogelijk. Voor mij waren dat echte uitjes.”
Dus dat was het begin van je EHBO-carrière?
“Inderdaad. Ik ben direct begonnen met de EHBO-opleiding en ik heb examen gedaan toen ik 19 was. Een paar jaar later ging ik er les in geven.”
Hoe heb je toen de stap gezet naar bhv?
“Zo begin deze eeuw, zo’n 25 jaar geleden, had je pilotopleidingen georganiseerd door de NIBHV. Ik denk rond 2002, 2003. Daar heb ik aan meegedaan, en die vond ik erg leuk en leerzaam. Dus ben ik zelf ook bhv-trainingen gaan geven.”
Ik las op de site dat je ook de nadruk legt op preventie.
“Dat klopt. Kijk, als je je bij ons aanmeldt, krijg je een volwaardige bhv-training. Maar tegelijkertijd is bhv een sluitstuk: alles begint bij preventie. Daarom leren we ook om de risico’s binnen je organisatie in beeld te krijgen. Een simpel voorbeeld is de prullenbak. Als je die iedere dag leegt, verklein je het risico dat daar brand uitbreekt. Of een ander voorbeeld: die poetslappen bij een garagebedrijf. Die zijn vaak doordrenkt met wasbenzine en als je die op elkaar drukt, gaat het broeien en kan het spontaan ontbranden. Gooi die dingen dus in een afgesloten bak. Dat is preventie. En af en toe komen cursisten ook met vragen over persoonlijke beschermingsmiddelen.”
Welke vragen zijn dat bijvoorbeeld?
“Een van de mannen was bezig met een opleiding middelbaar veiligheidskundige, en zijn afstudeerscriptie ging over valletsel. Je weet misschien: een valharnas voorkomt dat je hard valt, maar als je er te lang in blijft hangen, krijg je afsluiting van bloedvaten, en ben je binnen een kwartier alsnog dood. De oplossing: zogenoemde voetlussen. Die kun je onder zo’n harnas aanbrengen en daarmee stel je de werknemer in staat om een fietsbeweging te maken. Dat helpt bij de doorbloeding, en dus win je tijd. Daar hebben we het uitgebreid over gehad.”
Je stemt de training dus af op de deelnemers. Betekent dit dat je ook op locatie organiseert?
“Als de klant het prettig vindt om de training bij het bedrijf zelf te organiseren, is dat zeker een optie. Maar wij hebben een eigen trainingslocatie in Kampen, en ook dat biedt voordelen, vooral als een organisatie allerlei vestigingen heeft verspreid over het land. Laatst gaven we een training aan dames die werken bij de buitenschoolse opvang. Het is mooi om die bij elkaar te hebben, want die doelgroep stelt weer specifieke eisen.”
Welke bijvoorbeeld?
“Die mensen krijgen af en toe te maken met kindermishandeling. Dat ligt gevoelig, want hoe herken je die? Als een kind iedere keer op school komt met blauwe plekken of zelfs gebroken armen, dan moet je toch eens gaan nadenken: wat is er aan de hand? Maar aan de andere kant: je wilt er ook weer niet te snel een stempel op drukken. Moeilijk dus. En als het gaat om reanimatie… ook dat is bij kinderen wat lastiger. Bij borstcompressie ga je bijvoorbeeld wat minder hard en wat minder diep, of je doet het met twee duimen of een hand.”
Heb je zelf wel eens moeten reanimeren?
“Drie keer, en drie keer is het goed afgelopen. Dat is uitzonderlijk, want het percentage dat na een hartstilstand levend het ziekenhuis uitkomt, ligt op ongeveer 25 procent. Dat is trouwens een enorme verbetering ten opzichte van 1984: toen zaten we op 6 procent. Dat komt natuurlijk ook omdat we tegenwoordig overal AED’s hebben hangen. Nederland is helemaal hart-proof.”

Maar toch, 100 procent is een mooi succespercentage. Was je er in alle gevallen snel bij?
“Meestal wel, maar niet altijd. Een keer kregen we een melding tijdens een marathon, en daar moesten we een flink eind voor omrijden. Toen we uiteindelijk bij het slachtoffer aankwamen, waren er twee dames die eerste hulp verleenden. Maar die waren alleen een beetje aan het masseren. Ze deden geen mond-op-mondbeademing, omdat er een beetje bloed op zijn gezicht zat. Gelukkig had ik mijn AED bij me, en daar heb ik die meneer aan gehangen. Toen kwam hij snel weer bij.”
Dat is natuurlijk een mooi verhaal om te delen met je cursisten.
“Inderdaad. Maar sommige van die cursisten hebben helaas andere ervaringen. Zo heb ik ooit een training gegeven voor busmaatschappij Arriva, en voordat we begonnen, kwam een van die chauffeurs naar me toe. “Ik ben gestuurd door m’n werkgever”, zei hij, “maar ik heb er totaal geen zin in.” Wat bleek? Jaren geleden had hij een incident meegemaakt, en toen had hij geprobeerd te helpen. Maar om de een of andere reden werd hij daarvoor aangeklaagd en moest hij voor de rechter verschijnen. Zijn conclusie: dat nooit meer.”
Voor een cursusleider lijkt me dat een lastig probleem. Hoe heb je dat aangepakt?
“Ik heb gewoon wat met hem zitten praten. Toen bleek dat hij getrouwd was, met kinderen en kleinkinderen. Dat bracht me op een idee. Ik heb met hem afgesproken dat ik hem die dag alleen maar dingen zou leren die hij op zijn vrouw, zijn kinderen en zijn kleinkinderen kon toepassen. Het gevolg: hij zette zich de hele dag in, en aan het eind kwam hij me bedanken: ‘Jij hebt me van m’n trauma afgeholpen.’”
Je klinkt dus heel positief…
“Ja en nee. Over de bhv in Nederland ben ik wat minder te spreken. Sommige bedrijven hebben het hartstikke goed voor elkaar, maar bij andere is het een ondergeschoven kindje. Iets dat geld kost. Je ziet dat ze gewoon geen mensen op cursus sturen, terwijl dat wel een wettelijke verplichting is. Daarom is het heel goed dat je een belangenvereniging hebt, zoals de NIBHV. Ik werk daar altijd heel prettig mee samen.”