Nederland staat voor een forse uitdaging: de maatschappij moet weerbaarder worden tegen crises en rampspoed. Algemeen directeur Arjen Littooij van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en NIBHV-directeur Koos Pulleman zien kansen om een brug te slaan tussen overheid en bedrijfsleven: “Benut de kennis en capaciteiten van de honderdduizenden bedrijfshulpverleners in Nederland.”
De lijnen tussen het stelsel van veiligheidsregio’s en de bedrijfshulpverleningswereld zijn een stuk korter geworden nadat Arjen Littooij in maart vorig jaar lid werd van de raad van commissarissen van het NIBHV. Hij heeft ook een nauwe relatie met het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid, naast het Oranje Kruis de tweede aandeelhouder van het NIBHV. En last but not least: het NIBHV heeft net als de veiligheidsregio zijn hoofdzetel in Rotterdam. Dat maakt het gemakkelijk om bij elkaar ‘op de koffie te gaan’ en thema’s te bespreken die de BHV-wereld en de overheid verbinden.
Bhv grote steun voor hulpverleners
Arjen Littooij laat geen misverstand bestaan over het belang van bhv’ers voor de overheidshulpverlening: de veiligheidsregio’s en hun ketenpartners staan 24/7 met tienduizenden professionals paraat om de samenleving te beschermen tegen onheil. Met brandweerzorg vanuit zo’n 950 lokale brandweerposten en een regierol in de geneeskundige hulpverlening en de bestrijding van rampen en crises. Maar in hun werk leunen die professionals niet zelden sterk op bedrijfshulpverleners van bedrijven en instellingen.
Arjen Littooij: “Dat geldt zeker in een grootstedelijke regio als Rotterdam-Rijnmond, die een enorme bedrijvendichtheid kent. Van de grootschalige zware risico-industrie in de haven tot kleine en middelgrote ondernemers en instellingen in hartje stad. Onze brandweermensen zijn blij als ze bij een incidentmelding van een bedrijf adequaat worden opgevangen en geïnformeerd door getrainde bedrijfshulpverleners. Zij zijn voor bedrijven de eerste line of defense. Bhv’ers zijn er altijd eerder dan brandweer en ambulance en doen de eerste respons bij een brand of ongeval. Ze verlenen levensreddende eerste hulp en hebben veel waardevolle informatie over bedrijven en hun risico’s. Goede samenwerking met bhv-organisaties is voor ons als veiligheidsregio dan ook cruciaal.”
Potentie: 600.00 bhv’ers
Littooij ziet in die vrijwillige hulpverleners in het bedrijfsleven waardevolle extra capaciteit in het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid tegen rampen en crises. Daarbij vindt hij NIBHV-directeur Koos Pulleman aan zijn zijde. Naar schatting 600.000 bedrijfshulpverleners zijn landelijk actief voor bedrijven en instellingen, waarvan ruim 300.000 onder de vlag van kenniskoepel NIBHV.
Littooij: “Al die mensen hebben er vanuit een eigen motivatie voor gekozen zich te willen inzetten voor veiligheid en hulpverlening in hun werkomgeving. Het zijn mensen met passie en verantwoordelijkheidsgevoel, voor hun collega’s en hun werkgever. Als de nood aan de man is, staan ze klaar om hulp te bieden. Ik ben ervan overtuigd dat die gepassioneerde mensen die hulpverlenende instelling niet alleen hebben als ze van acht tot vijf voor de baas werken. Ze nemen die kennis ook mee naar huis, naar hun gezin en hun omgeving en zullen met hun kennis op het gebied van veiligheid en eerste hulp ook in actie komen als er in hun directe omgeving een noodsituatie is. Dat maakt ze tot een waardevolle ‘responskracht’ in de maatschappij.”

Een constatering waarbij Koos Pulleman zich graag aansluit: “Wij beschouwen bedrijfshulpverleners als ambassadeurs voor veiligheid in de haarvaten van de samenleving. We zien in onze bhv-achterban veel mensen die maatschappelijk actief zijn in hun buurt en wijk en ook in burgerhulpverleningsnetwerken die met een AED in actie komen bij meldingen van hartstilstand. Het NIBHV heeft al langer de visie dat het enorme verborgen hulpverleningspotentieel van bhv’ers in de samenleving breder kan worden benut in de burgerparticipatie bij hulpverlening en crisisbeheersing.”
Weerbaarheid belangrijker dan ooit
En nu lijkt de tijd daarvoor meer dan ooit rijp te zijn, want de samenleving wordt in rap tempo onveiliger en nieuwe dreigingen stapelen zich op. Naast de al jaren toenemende dreiging van extreem weer door klimaatverandering en de reële kans op een (terreur)aanslag, moet de samenleving zich ook voorbereiden op scenario’s als sabotage, grootschalige uitval van gas, elektriciteit, drinkwater en digitale diensten.
En zelfs het ‘oorlogsspook’ is weer terug van weg geweest, na tachtig jaar vrede sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De oorlog tussen Rusland en Oekraïne kan nog steeds escaleren tot een groot Oost-West-conflict, terwijl het ooit oersterke NAVO-bondgenootschap in woelige wateren verkeert. Is Nederland er klaar voor om in dergelijke scenario’s de samenleving en vitale voorzieningen draaiende te houden, burgers te beschermen en grootschalige calamiteiten doeltreffend te bestrijden? Een voorzichtige conclusie: er is heel veel werk te doen.
Maatschappijbrede inspanning nodig
En daarvoor is een maatschappijbrede inspanning nodig: van alle overheden, het bedrijfsleven en burgers. De Rijksoverheid roept burgers op een noodpakket aan te schaffen en in december stuurden de ministers van Justitie en Veiligheid en Defensie een brief aan de Tweede Kamer over het versterken van de weerbaarheid van de samenleving tegen bijvoorbeeld langdurige uitval van elektriciteit, een cyberaanval en de gevolgen van extreem natuurgeweld. Ook de veiligheidsregio’s zijn aan de slag met weerbaarheidsprojecten. Zij krijgen een belangrijke regierol bij het verbinden van initiatieven en de capaciteit in hun netwerk om de lokale samenleving te beschermen.
Arjen Littooij: “Zo wordt gewerkt aan het inrichten van zogenaamde resilience points: steunpunten voor weerbaarheid op lokaal niveau. Het zijn plaatsen met noodstroom en noodvoorzieningen waar burgers terecht kunnen voor hulp, in tijden waarin communicatie en dienstverlening waar we altijd op konden rekenen er voor langere tijd niet meer zijn. Brandweerkazernes zouden die rol kunnen vervullen, maar ook gemeentelijke locaties zoals gemeentehuizen en wijk- en buurtcentra. Maar al die centra moeten wel worden bemenst en daar kunnen we alle hulp bij gebruiken. Mensen met passie voor veiligheid, met kennis, opleiding en training, zoals getrainde bedrijfshulpverleners, kunnen in die lokale weerbaarheidsnetwerken een grote rol spelen.”
Lessen trekken uit Koude Oorlog
Arjen Littooij en Koos Pulleman herinneren zich beiden nog de tijd van de Koude Oorlog. Een periode waarin samenleving en industrie zich, met de lessen van ontwrichting en verwoesting van de Tweede Wereldoorlog, voorbereidden op rampenbestrijding onder ‘buitengewone omstandigheden’, oftewel oorlogshandelingen.
In het civiele domein was er de organisatie Bescherming Bevolking (BB), gevormd door duizenden vrijwilligers die met ‘spartaanse middelen’ vanuit regionale en lokale steunpunten brandbestrijdings- en reddingstaken konden uitvoeren. Defensie zorgde voor aanvullende rampenbestrijdingscapaciteit met het korps mobiele colonnes, bestaande uit duizenden ex-dienstplichtigen. En veel bedrijven hadden een bedrijfszelfbeschermingsorganisatie (BZB), die erop was gericht de vitale belangen van bedrijven te beschermen in tijden van een gewapend conflict.

Nieuwe vangnetten nodig
Na de ontspanning vanaf eind jaren 80 zijn al die vroegere vangnetten, die overigens veelal een beperkte paraatheid kenden, opgeheven. De reguliere hulpdiensten namen de rampenbestrijdingstaken over, overbodig geachte capaciteit werd wegbezuinigd en bedrijven bouwden hun BZB-organisaties om tot bedrijfshulpverleningsorganisaties om te kunnen voldoen aan de eerste respons conform de eisen in de Arbowet.
Arjen Littooij: “De opgave waar we nu voor staan is dat we weer een nieuw type civiele beschermingsorganisatie moeten opbouwen, die aansluit bij de nieuwe dreigingen en scenario’s die op ons afkomen. Een BB-achtige organisatie in een nieuw jasje. Want we kunnen met grootschalige en langdurige crisisscenario’s te maken krijgen, waarin de reguliere capaciteit van de veiligheidsregio’s, politie en andere overheidsketenpartners niet afdoende zijn. En ook de ondersteuning van defensie aan civiele crisisbeheersing is niet meer vanzelfsprekend als de krijgsmacht in oorlogstijd al zijn energie aan zijn militaire hoofdtaken moet besteden.”
‘Noodtonnetje’
Veiligheidsregio’s moeten dus nadenken over alternatieve extra capaciteit, bovenop de reguliere responsorganisaties van brandweer, politie en ambulancezorg. En van burgers mag anno 2025 ook worden verwacht dat ze hun eigen verantwoordelijkheid nemen om hun weerbaarheid tegen crises te verhogen. Bijvoorbeeld door te zorgen voor een goed noodplan voor hun huishouden en noodvoorzieningen zoals voldoende voedsel in blik, nooddrinkwater, batterijen en kaarsen.
Vandaar de nieuwe campagnes van het Rijk en de veiligheidsregio’s om burgers meer bewust van crises te maken en in beweging te krijgen. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en het NIBHV geven het goede voorbeeld door hun medewerkers te voorzien van een noodtonnetje, gevuld met enkele basisvoorzieningen om het in crisistijd minimaal 72 uur te kunnen uitzingen. Zoals een eerstehulpset, een batterijradio met reservebatterijen, een zaklamp, lucifers, kaarsen en… toiletpapier. Ook niet bepaald onbelangrijk, gelet op de ervaringen tijdens de covid-pandemie, toen toiletpapier een van de meest gewilde en tevens meest schaarse producten in de supermarkten werd.
Maatschappelijke rol bhv’ers
Littooij en Pulleman zien in de grote groep getrainde en gedreven bedrijfshulpverleners in Nederland waardevolle extra capaciteit om samenleving en bedrijfsleven weerbaarder te maken tegen crises in alle toonaarden. En ook om hun rol binnen de bedrijven breder te trekken dan alleen de eerste respons bij incidenten, zoals de Abowet vraagt.
Koos Pulleman: “Met hun hulpvaardigheid en kennis kunnen bhv’ers zeker ook aan de voorkant een grotere rol spelen in preventie en de voorbereiding op crises. Voor hun werkgever én in hun eigen woonomgeving. Preventie en veiligheidsbewustzijn zitten wel in de les- en leerstof van de bhv-opleidingen, het thema weerbaarheid nog niet. Daar ligt voor ons als kennisinstituut nog een opgave. Recent hebben we een whitepaper opgesteld, op basis waarvan we met onze achterban in gesprek willen om zaken te organiseren die nu nog niet goed zijn georganiseerd.”
Gesprekken voeren met bedrijven
Bedrijven moeten volgens Pulleman bijvoorbeeld nadenken over situaties waarin werknemers langere tijd, stel 72 uur, niet naar huis kunnen en moeten ‘schuilen’ en overnachten bij hun werkgever. Dat moeten bedrijven dan wel kunnen faciliteren en de meeste bedrijven zijn hier niet op ingericht. “Die gesprekken moeten we nu echt met bedrijven gaan voeren. Net als de gesprekken om de kracht en kennis van bhv’ers maatschappelijk breder te benutten in crisistijd.”
Arjen Littooij vult aan: “We moeten als overheid en bedrijfsleven een brug slaan naar elkaar, want we staan allemaal voor dezelfde opgaven en we kunnen veel van elkaar leren en elkaar ook versterken. Net als bedrijven staan ook de veiligheidsregio’s voor de opgave om hun eigen organisaties crisisbestendig te maken, zodat deze vitale overheidsdiensten in tijden van een grootschalige crisis kunnen blijven functioneren en in hun eigen continuïteit kunnen blijven voorzien. Overheid, burgers en bedrijven hebben een grote gezamenlijke opdracht in het versterken van weerbaarheid en veerkracht. Dat vraagt de huidige tijd met nieuwe dreigingen van ons. Eigenlijk zou iedere burger een beetje bhv’er moeten zijn.”